De rode neus is het kleinste maskertje ter wereld. De rode clownsneus is niet onomstreden. Mensen noemen het wel een vermomming en zeggen dan afkeurend dat het is om jezelf achter te verbergen om vervolgens gek te kunnen doen. Een klein half gesloten rood bolletje van plastic of kunststof, vier gaatjes, twee om door te ademen, de andere twee verbonden met een elastiekje dat je vervolgens boven je oren en achter om je hoofd schuift. Ik zelf ben nogal dol op de rode neus. Clown is mijn vak, en daar hoort de rode neus bij. Als ik de rode neus opzet, is dat voor mij een ritueel moment. Ik wil niet de rode neus opzetten midden in een gesprek of handeling, maar er aandacht voor hebben. Nú zet ik mijn neus op. Want de wereld is anders ná het opzetten van de rode neus. Dan ben ik Rosa. Rosa’s hoofd is leeg van besluiten, overwegingen en de eindeloze stroom van gedachten. Ze is in verbinding met zichzelf en dat wat zich voordoet. Ze stapt de wijde wereld in. En die wereld is nieuw. Dat is ook wat ik probeer over te dragen op mensen die bij mij clownstraining komen volgen. Nooit zomaar achteloos de rode neus opzetten. Daar is de neus me te lief voor. Het hoort bij de clown die niet zomaar met zevenmijlslaarzen door het leven stapt. Het hoort bij de clown die onbevangen, met aandacht en stille verwondering, maar óók met doldwaze nieuwsgierigheid, zichzelf, de ander en de werkelijkheid tegemoet treedt.
Totdat ze tijdens een vergadering visualiseerde dat al haar medevergaderaars en ook zijzelf een rode neus op hadden. Ze keek de tafel rond en zag de dames en heren met een rode neus … Dat gaf haar veel plezier, en daardoor lucht en ruimte in de ernst van de dingen die ze bespraken. De vergadering verliep daarna beter dan ooit.
Nu zit ze in een rolstoel met haar mond open, in strakke stand, bewegingloos, haar haar in een knotje. Ze heeft geen woorden, haar ogen zijn naar binnen. Ze heeft een starende niet-ziende blik. Heiki gaat als eerste haar mooiste ballet tonen. Een zwierige zwaai met haar rode petticoat. Het ziet er geweldig uit. Heiki is in topconditie. Als Rosa met haar rode hoge Kniekousen en bergschoenen voor haar gaat staan, en met armen en benen balletposities en plié’s uitprobeert op de muziek die Heiki inzet, gaat opeens de hand van de mevrouw vanaf de leuning omhoog en komt licht in beweging. De hand gaat heen en weer, … éne-twee, én … éne-twee … Het is een ritme. Rosa probeert de hand te volgen. Ineens krijgen de ogen van de mevrouw meer leven. Ze dwalen langs Rosa’s bloemetjesjurk en de rode wollen kousen naar beneden, tot bij de schoenen. Ze blijven daar even, en gaan vervolgens terug omhoog. Ze ziet de rode neus. Haar gezicht komt in beweging en er plooit zich een voorzichtig lachgrimas in het gezicht van de mevrouw. Haar gezicht wordt zachter … ze lacht ... Op dat moment moet Rosa ook lachen, uitbundig, en ze legt haar gezicht zomaar op de knieën van de mevrouw. Ik lach van blijdschap, van ontroering, dat ik zo dicht bij het leven mag zijn. Ik ben even helemaal samen met de balletmevrouw. Omdat de mevrouw en ik, omdat we allebei ‘weten’ dat het dwaas is wat ik sta te doen. Ik doe mijn best, maar bak echt helemaal niets van de balletoefeningen.
Deze impuls moest ik volgen. Nu, na al die jaren, vraag ik me af waarom mijn hart toen zo bonsde. Ik denk omdat ik werd geraakt in mijn diepste vraag: waartoe ben ik op aarde? Dat klinkt misschien wat hoogdravend, maar zoiets is het geweest. Tot dan toe had ik met wisselend succes kunnen vormgeven, mij kunnen uitdrukken in mijn beeldende werk. Kleuren en lijnen, landschappen, wandelingen … met steeds als leidraad: heimwee naar het hart der dingen. Maar dat het vormgeven, het mijzelf uitdrukken mogelijk nog dichter op de huid kon, namelijk met mijn hart, hoofd en lijf voor het voetlicht, en dat alles vanuit de lichtheid van de clown, dat was zeer opwindend. Ontmoeting Zo ben ik terechtgekomen op de Clownsschool in Amsterdam en ik voelde me daar heel erg op mijn plaats. Vrij snel al ben ik gaan spelen voor publiek. Voor mensen op straat, voor publiek samengekomen in een theaterzaal, voor kinderen in bedjes in het Brandwondencentrum in Beverwijk, voor pastors en pastores tijdens hun bezinningsdagen, voor mensen die een jubileum vierden, voor de mannen van de Lionsclub, voor kinderen in het bijzonder onderwijs. Heel bijzonder was de keer dat ik op Goede Vrijdag speelde in een kerk in Arnhem, rond de klok van drie uur. Rosa had haar glimmende groene clownsjurk aan en een grote koffer bij zich. Daaruit haalde ze reliëfs tevoorschijn die de kruisweg verbeeldden. Ik had ze verpakt in mooie doorzichtige gekleurde doekjes en vooraf gekozen voor staties die te maken hebben met ontmoeting. Rosa nam ze eerst zelf bij zich en gaf ze vervolgens de mensen in handen. Terwijl de mensen de reliëfs bekeken en met aandacht aan elkaar doorgaven, speelde Rosa op haar kleine accordeonnetje. Ze werd begeleid door een trompettist die smartelijk de sterren van de hemel blies. Om drie uur liep de rode wekker af die Rosa op de vloer van de kerk had gezet. Toen werd alles stil. Rosa stond met lege handen tegenover het publiek. De stilte was intens. Ik voelde me diep verbonden met iedereen die er was. Er is verschillend gereageerd op dit clownsoptreden. Er waren mensen verbijsterd dat dit gebeurde op Goede Vrijdag in de kerk, anderen huilden van ontroering. Mooi was een brief van een echtpaar uit Breda, dat heel vertrouwd was met de tradities van Goede Vrijdag. Ze raakten zomaar verzeild in dit clownsgebeuren. Ze schreven later aan het kerkbestuur dat ze wel even hadden moeten wennen aan Rosa’s optreden, maar er helemaal door meegenomen werden: ‘Zij was een spiegel voor ons allemaal.’ Bezig met heil Het zoeken van een unieke ontmoeting is onderdeel van het werk dat ik doe voor de Stichting VisiteClowns. Wij zijn een collectief van professionele clowns die zich hebben gespecialiseerd in het spelen voor mensen in zorginstellingen, met name voor mensen met dementie en mensen met een verstandelijke beperking. ‘Jullie zijn bezig met heil’, zei laatst iemand over de VisiteClowns, toen ik vertelde over mijn clownsbelevenissen in een woongroep voor mensen met een verstandelijke beperking in Julianadorp. Faas en Rosa staan op een warme meidag samen met bewoners Hillie en Annemiek onder de sproeier van de bloemenspuit die Rosa bedient … eh … ze staan héél dicht tegen elkaar aan om maar geen druppeltje verkoeling te missen. Het is hilarisch, luidruchtig, ze worden nat en hebben heel veel lol. En dan is daar ook Ivo, die meer in zichzelf gekeerd is, en aan tafel is blijven zitten. Met hem spelen ze een kalm spel met gekleurde doekjes. Uit haar tasje pakt Rosa met twee vingers een prachtig klein groen zijden doekje, hups … daar komt ie tevoorschijn … ze wappert er even mee, en legt het plat vóór Ivo op tafel. Er is nog zo’n doekje in het tasje van Rosa, een rooie … Het rode doekje komt héél vlak bij Ivo’s arm te liggen die op de tafel rust. Het ziet er mooi uit. Het volgende doekje is oranje en komt zomaar per ongeluk terecht op Ivo’s onderarm. Al spelend letten ze op Ivo … of het kán, of ze zo dichtbij mogen komen. Ivo ondergaat hun aandacht met voldoening. Ze neuriën, zijn met z’n drieën in opperbeste stemming en overleggen waar ze de volgende doekjes zullen leggen. Voor het paarse doekje is Ivo’s linker schouder de beste plek en de laatste, het gele piepkleine doekje komt bovenop z’n hoofd. Al neuriënd Zetten Rosa en Faas een melodietje in …, ze hebben Ivo versierd … en ze zingen: ‘Oh wat ben je mooi, oh wat ben je mooi … dat heb ik in jaren niet gezien … zóóóó mooi …’ Ivo straalt. Rosa en Faas stralen mee. ‘Jíj bent de clown’ Tegelijk met mijn eerste optredens ben ik begonnen met het aanbieden van workshops en clownstrainingen. Ik tref in mijn workshops mensen die het clownsambacht willen leren; ook zie ik mensen die afkomen op de levenskunst van de clown. Steeds vaker geef ik workshops vanuit de ‘clownse inspiratie’ aan jongeren die in de zorg met kwetsbare mensen gaan werken. Veel mensen denken dat de clown een karakter is buiten henzelf, dat lollig doet en kunstjes uithaalt. Maar jíj bent de clown. Je doet het met wie jíj bent. Met je verlegenheid,uitbundigheid, slungeligheid, met je bolle wangen, je dikke buik. Je doet het met alles wat je al als vanzelf bij je hebt. Als start ga ik vaak met deelnemers in een kring staan. We staan met onze armen losjes langs ons lijf en we halen adem, kijken naar de anderen in de kring en laten naar ons kijken. We nemen de tijd voor onszelf en we zien de ander welwillend zonder bedoeling, zonder reden. De woorden van Lawrence Kushner zijn dan mijn inspiratie: ‘Je bent al waar je zijn moet. Je hoeft nergens anders heen. Voel het moeiteloos zich vullen en leegmaken van je longen, het ongewild knipperen van je ogen. En net een centimeter of zo achter je borstbeen, de plaats waar je hart klopt, dat is waar de makom is. In het Hebreeuws is plaats, makom, ook een naam voor God. Dat vind ik voor mezelf een mooie start van de clown.
Door: José Sueters Bronnen
Lawrence Kushner, Langs de Jacobsladder, Baarn: Ten Have, 2002 Stichting VisiteClowns: www.visiteclowns.nl Zie voor het slotcitaat van dit artikel www.josesueters.nl onder > Overigen de link naar een ontroerend interview met Peter Shub Herademing, oecumenisch tijdschrift voor spiritualiteit en mystiek 22e jaargang, nummer 83, maart 2014
1 Opmerking
|
Centrum de Poort
Archieven
Mei 2022
Categorieën
Alles
|